zondag 30 januari 2011

EEN KLEIN THOMASEVANGELIE - 53

106

Hoe kan ik één zijn
hoe kan ik het weten?
Of ook mijn oog in zichzelf verzinkt,
of ook mijn adem ademloos blijft slinken,
hoe ik ook handel, klevend aan de daad,
hoe ik ook wereld word, mezelf vergetend,
ik ben het steeds die van dit alles weet.
Hoe kan ik mij vernielen zonder te vergaan?

Grote meesters over de wereld
grotere meester diep in mij
ik meen: ik hoor hun stem
die vaderlijk mij vult:

Vriend, aan de vruchten
kent men de boom.

Ondanks alles

Mensen zijn onredelijk, onlogisch en egoïstisch
..Maar blijf van hen houden, ondanks alles.

Als je het goede zoekt, zullen mensen je beschuldigen van egoïsme en verkeerde motieven.
..Maar blijf het goede zoeken, ondanks alles.

De goede dingen die je vandaag doet, kunnen morgen alweer vergeten zijn.
..Maar blijf goede dingen doen, ondanks alles.

Eerlijkheid en oprechtheid maken je kwetsbaar.
..Maar blijf eerlijk en oprecht, ondanks alles.

Mensen houden van succes en lopen alleen geslaagde mensen achterna.
..Maar loop ook eens mislukkelingen achterna, ondanks alles.

Wat u jarenlang met moeite hebt opgebouwd, kan in een dag weggevaagd worden.
..Maar blijf bouwen, ondanks alles.

Mensen hebben soms hulp nodig, maar kunnen zich tegen u keren als u hun daadwerkelijk helpt.
..Maar blijf hen helpen, ondanks alles.

Als u in het leven overal uw beste beentje voor zet, krijgt u soms de wind van voren.
..Maar blijf uw beste beentje voor zetten, ondanks alles.


Dit gedicht hing op de muur van het weeshuis in Calcutta, dat moeder Theresa heeft opgericht.
-De schrijver is anoniem-

Nederlands is een moeilijke taal !

Het meervoud van slot is sloten,
maar toch is het meervoud van pot geen poten.
Evenzo zegt men altijd één vat en twee vaten,
maar zal men zeggen: één kat, twee katen?

Wie gisteren ging vliegen zegt heden: ik vloog,
dus zegt u misschien van wiegen: ik woog.
Nee, pardon, want ik woog is afkomstig van wegen,
maar is nu ik voog een vervoeging van vegen?

Het woord zoeken vervoegt men tot ik zocht;
dus hoort bij vloeken misschien ik vlocht.
Alweer mis, want dit is juist afkomstig van vlechten,
maar ik hocht is geen juiste vervoeging van hechten.

Bij roepen hoort riep, maar bij snoepen geen sniep;
bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep.
Evenmin hoort bij slopen ik sliep.
Want dat woord is afkomstig van het schone woord slapen:
maar zet nu niet neer: ik riep bij het rapen.
Want dit komt van roepen en u ziet het terstond,
zo draaien wij vrolijk in het kringetje rond.

Voor raden komt ried,
maar van baden geen bied:
dat komt weer van bieden,
ik hoop dat u 't ziet.
Ook komt hiervan bood,
maar van wieden geen wood.
U ziet de verwarring is akelig groot.

Nog talloos veel voorbeelden kan ik u geven,
want gaf hoort bij geven,
maar laf niet bij leven.
Men spreekt van wij drinken, wij hebben gedronken,
maar niet van wij hinken en hebben gehonken.

't Is: ik weet en ik wist,
maar schrijft u niet bij vergeten vergist.
Het volgende geval is bijna te bont,
want bij slaan hoort ik sloeg, niet ik sling of ik slond.
Bij gaan hoort: ik ging en niet ik gong of ik gond.

En noemt men een mannetjesrat soms een rater?
Nee, dat gaat alleen op bij een kat en een kater.

Auteur mij niet bekend.

zondag 23 januari 2011

Sotto voce

Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, 't geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid,
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.

Arm en beschaamd zo arm te zijn.

Maria Vasalis
uit: Vergezichten en gezichten

Mijn vader

Mijn vader
liep ten einde,
trad buiten de oevers van zijn wil

mijn moeder liet hem kabbelen, klotsen
en mijn broers voeren op hem,
deinden op de lange golven van zijn verval,
visten naar de geheimen, die hij niet meer bezat,
lieten hem denken,
lieten hem niet meer onder woorden kunnen brengen

de avond viel
en zijn zon liet zich in hem onderdompelen,
liet koud en onafzienbaar worden,
zijn stormen gingen liggen
en zijn winter wenkte hem: hier! hier!

maar mijn vader sliep -
zijn meeuwen waren moe
en streken op hem neer.

Toon Tellegen
Uit de bundel: Raafvogels

donderdag 20 januari 2011

Lof van het onkruid.

Godlof dat het onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
breekt door beton en asfalt heen,
bevolkt de voegen van de straat.

Achter de stoomwals valt weer zaad:
de Berenklauw grijpt om zich heen.
En waar een bom zijn trechter slaat
is straks de distel algemeen.

Als hebzucht alles heeft geslecht
straalt het klein hoefblad op de vaalt
en wordt door brandnetels vertaald:

‘gij die millioenen hebt ontrecht:
zij kòmen – uw berekening faalt.’
Het onkruid wint het laatst gevecht.

Ida Gerhardt
Uit: Vijf Vuurstenen (1974)

donderdag 13 januari 2011

Paracelsus

Omdat de mens meer is dan een sterfelijk schepsel, moet hij ook meer kennis hebben. Weet hij, wat in de hemel, op aarde, wat in de lucht, wat in het water is - waarom is dat zo? Daarom dat hij zal inzien wie hij is en waaruit hij voortkomt …

De ziekten van de mensen en hun gezondheden, bestaan alleen daarom dat de mens de basis zal herkennen waaruit hij geboren is --- En de arts is hij, die aan ieder de wonderwerken van God openbaart.

Laat de patiënt zijn eigen arts zijn en de arts diens helper.

(Uit: Opus Paragranum, het Labyrint der dwalende artsen)

zondag 9 januari 2011

Door de stilte heen

Al dagenlang probeer ik door de stilte
heen te luisteren, - de bloemen hier
op tafel voor mij zijn zo open, willen
spreken, maar ik kan ze nog niet
verstaan, - nog te veel dag is binnen
mij nagebleven, nog te veel zien
van vervalste kleuren, botte dingen,
ik heb nog geen eigen lichtverschiet.

Zo stil worden dat uit zwijgen woorden
bloeien van over de grens van leven
heen, een enkele stem, een enkele vraag,
en daarop dan niet angstig voor de
aandacht van de bloemen antwoord geven,
één eigen woord, - ik hoop dat ik het waag.

Gabriel Smit

ONDER DE APPELBOOM

Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom

ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom

toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom

en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was

gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.




Rutger Kopland