dinsdag 31 augustus 2010

Wat als ....

Wat als je sliep?
En wat als, in je slaap, je droomde.
En wat als je, in je droom, in de hemel was
en daar een prachtige, mysterieuze bloem plukte?

En wat als, toen je wakker werd, je die bloem in je hand had?

Ah, wat dan?

Samuel Taylor Coleridge

Waken is alles!

De eerste stap naar dat doel is zo eenvoudig
dat ieder kind hem kan zetten.
Alleen hij wiens geest ontwricht is,
is vergeten hoe men moet lopen.

Hij blijft als een verlamde op beide benen staan
omdat hij geen afstand wil doen van de krukken
die hij heeft geerfd van zijn voorgangers.

Gustav Meyrink

zaterdag 28 augustus 2010

Alles heeft zijn tijd

Alles heeft zijn tijd
[1] Voor alles wat gebeurt is er een uur,
een tijd voor alles wat er is onder de hemel.
[2] Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten en een tijd om te rooien.
[3] Er is een tijd om te doden en een tijd om te helen,
een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen.
[4] Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.
[5] Er is een tijd om te ontvlammen en een tijd om te verkillen,
een tijd om te omhelzen en een tijd om af te weren.
[6] Er is een tijd om te zoeken en een tijd om te verliezen,
een tijd om te bewaren en een tijd om weg te gooien.
[7] Er is een tijd om te scheuren en een tijd om te herstellen,
een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken.
[8] Er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten.
Er is een tijd voor oorlog en er is een tijd voor vrede.

[9] Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt?
[10] Ik heb gezien dat het een kwelling is, die hem door God wordt opgelegd.
[11] God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven, en ook heeft hij de mens inzicht in de tijd gegeven. Toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden.

Prediker 3:1-11 Willibrordvertaling

Alles is ijdel

Alles is ijdel 4 Geslachten gaan en geslachten komen, en de aarde blijft almaar bestaan. 5 De zon komt op en de zon gaat onder en haast zich dan weer naar de plaats waar haar loop begint. 6 De wind waait naar het zuiden en draait naar het noorden. Hij draait en draait en waait en telkens keert hij op zijn draaien terug. 7 Alle rivieren stromen naar zee en de zee raakt niet vol. Naar de plaats waar ze begonnen zijn keren de rivieren terug om opnieuw te gaan stromen. 8 Het wordt een vermoeiend verhaal en geen mens kan er iets over zeggen. Hij kijkt wel maar ziet niets, hij luistert zonder iets te verstaan. 9 Wat geweest is zal weer zijn. Wat gebeurd is zal weer gebeuren: nieuw is er niets onder de zon. 10 Er is wel eens iets waarvan men zegt: 'kijk, dit is iets nieuws!' Maar dat is niet zo: In vroeger tijden was het er ook al. 11 Aan de mensen van vroeger wordt niet meer gedacht, evenmin als aan die van later zal worden gedacht door degenen die na hen komen

Prediker 1:4-11 - Willibrordvertaling

Andere wereld

In een wereld werd ik verlost uit een (andere) wereld
en in een beeld uit een hemels beeld
en uit de boeien van de vergetelheid die tijdelijk zijn.

Vanaf nu zal ik zwijgend de rust ontvangen,
bevrijd van tijd, seizoen en eon.

Evangelie naar Maria Magdalena 17
(oorspronkelijke codexpagina)

maandag 23 augustus 2010

PASSAGE

Voor mij alleen de weg. Voor mij alleen.
Zoals een albatros alleen moet gaan.
Zoals mijn onbevreesde zuster maan
die zelf de nacht verlicht die zij doorstaat.

Geen huis meer achter mij,
geen huis meer voor.
Alleen de woorden die ik in mij hoor,
alsof een medestem mij kent en leidt.


Ik kan niet anders dan in luister gaan.
Als had ik vleugels, deed ik sterren aan.
Met u alleen de weg, met u alleen.



Maria de Groot

sprokkels

'De wind, die eigenlijk alleen zo nu en dan maar eens komt neergestreken, voortdurend komende van en onderweg naar elders, maar nooit constant op één plaats bezig, draagt vlaagsgewijs nu eens verkwikkende, dan weer onverkwikkende geuren aan, en soms een wolk vlinders of libellen, maar ook wel soms een zwerm zwarte vogels, - en is hij weer voorbij, dan blijft nog geruime tijd alles in de tuin, wat maar bewegen kan en door hem is aangeraakt, in beweging.'


Deze mysterieuze volzin vind ik terug in een aantekenboekje van meer dan tien jaar geleden. Ik heb hem nooit in enige tekst, kunnen gebruiken, maar na al die jaren zet ik hem hier maar neer. Ik weet nu dal deze zin een metafoor is: hij zou in een rouwadvertentie of in een doodsbrief kunnen staan.
'De wind', dat is: iemands leven.
'Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt'.

uit: Bezonken rood - Jeroen Brouwers

zondag 15 augustus 2010

REQUIEM

Liefste, als ik dood zal zijn,
Zing dan geen treurlied voor mij;
Plant geen rozen aan mijn hoofd,
noch lommerijke cypressen:
laat het groene gras groeien,
nat van regenbui of dauw;
en herinner als je wilt
en als je niet wilt, vergeet.

Ik zal geen schaduwen zien,
en ook geen regen voelen;
Ik zal het lied niet horen
van de droeve nachtegaal:
dromen in de schemering,
die niet gloorde of verdween,
Laat mij blij herinneren
en laat mij blij vergeten.

Christina Rossetti

REQUIEM

When I am dead, my dearest,
Sing no sad songs for me:
Plant thou no roses at my head,
Nor shady cypress tree:
Be the green grass above me
With showers and dewdrops wet;
And if thou wilt, remember,
And if thou wilt, forget.


I shall not see the shadows,
I shall not feel the rain;
I shall not hear the nightingale
Sing on, as if in pain;
And dreaming through the twilight
That doth not rise nor set,
Haply I may remember,
And haply may forget.


From Goblin Market and other poems (1862)

Melancolia

Toen ik door het maanlicht liep
En de paden meed,
Bang, dat ik den tuin, die sliep,
Wakkerschrikken deed

Door het ritselend gerucht
Van mijn kleed en voet -
De oude boomen! die een zucht
Wakkerschrikken doet.

Toen ik naar den vijver ging
Door het korte gras,
Naar den boom die overhing
In den vijverplas,

Waar het water inkt geleek,
En zo roerloos sliep,
Of het oog in ‘t duister keek
Van een peilloos diep,

Waar het windgefluister klonk
Door het popelblad…
Weet gij, wie op d’ elzentronk
Mij te wachten zat?

Vleermuisvleugelige vrouw,
Die mij eeuwig jong,
‘t Eeuwig oude lied van rouw
Vaak te voren zong,

Tot ik in den maneschijn
Zacht heb meegeschreid
Met het eeuwenoud refrein:
"Alles ijdelheid."

Hebt ge hier op mij gewacht,
Denkend, dat ik sliep?
Hebt gij zóó aan mij gedacht,
Dat uw geest mij riep,

Dat ik staan kwam aan het raam
En onrustig werd
Door het roepen van mijn naam
Uit de lichte vert’?….

Toen ik u hier wachten vond
En met stillen schrik
In den peilloos diepen grond
Staarde van uw blik,

Toen ik zwijgend binnentrad
En in zwarte schauw
Uwer vleuglen nederzat,
Zwartgewiekte vrouw,

Heb ik, met uw hoofd gevleid,
Liefste aan mijn hart,
Zachtkens met u meê geschreid
Om der dingen ijdelheid

Om onze oude smart.

Jacqueline E. van der Waals (1868-1922)

Ik had u niet gevraagd

Ik had u niet gevraagd: gij zijt gekomen…
Veel bloemen bloeiden in mijn stillen tuin;
de zoele Meiwind wiegde kruin tot kruin
vol teere bloesems, frisch als lentedroomen.

Ik had u niet gevraagd: gij zijt gekomen,
Muze der smarten, in mijn stillen tuin;
daar bogen levenloos nu twijg en kruin,
en bloem en blad verschroeide op plant en boomen.

O geef mij weer mijn slanke en eedle jeugd,
mijn argelooze liefde en heldre vreugd,
nauw door een waas van weemoed overtogen.

‘k Voel niets meer dan dien eeuwgen wanhoopsdrang,
maar, door uw felste woede en haat bewogen,
zal ik u vloeken tot mijn laatsten zang.


Prosper van Langendonck (1862-1920)

vrijdag 13 augustus 2010

Vrees niet

Wees niet bevreesd, wanneer de nacht gaat vallen,
Wees niet bevreesd, wanneer het donker wordt;
Hier is Mijn hand - wees maar niet bang te vallen:
Ik houd u vast, Mijn macht schiet nooit tekort.

Wees niet bevreesd, wanneer de golven stijgen
zodat het water tot de lippen komt;
Want met één wenk doe Ik de winden zwijgen
en zee en aarde liggen als verstomd.

Wees niet bevreesd, wanneer uw krachten mind'ren:
want in uw zwakheid wordt Mijn kracht volbracht.
Ik heb véél werk te doen, ook voor Mijn zwakke kind'ren.
En àlles kunt ge, als ge Mij verwacht.

Wees niet bevreesd, want Ik zal voor u zorgen.
Denk aan de leliën, de mussen die Ik voed.
Ik ben de God van heden en van morgen,
de God, Die leeft en Die u leven doet!

Nel Benschop

donderdag 12 augustus 2010

Vlinders van God

Mijn woorden zullen nooit op vleugels drijven
waarmee een adelaar opstijgt, hoog boven 't land;
Ze zullen wel veel dichter bij de aarde blijven,
wat fladderen misschien, vlak bij uw hand;
als ze dan maar wat troost, wat sterkte geven,
zodat u weer de kleine vreugde ziet
die God verborgen heeft in ieder leven,
al zien we dat, door eigen schuld, vaak niet.
Al denkt u: Zonder vreugde is mijn lot ­
ze zijn er toch: de vlindertjes van God.


Zó hoop ik, dat mijn woorden zullen wezen:
met iets van blijdschap, iets van licht erin,
zodat ze duidelijk voor ieder zijn te lezen,
en ieder weten zal: mijn leven heeft een zin.
Wat er dan in de toekomst mag gebeuren,
al wordt het avond, al verdwijnt het licht,
bedenk, dat in het donker bloemen sterker geuren,
Gods vlinder vouwt zijn vleugels even dicht.
Maar 't wordt weer morgen: God heeft het beloofd!
En kijk: Zijn vlinders fladderen vlak om uw hoofd!


Nel Benschop

zaterdag 7 augustus 2010

GEBED VAN DE TREINMACHINIST

Alweer een mens onder mijn trein
alweer zo’n wanhoopsdaad.
Ik remde, Heer, uit alle macht,
maar toch weer iets te-laat,

Ik zag hem in de schemer staan
en ja, daar sprong hij hoor.
Zo kwam een einde aan zijn rit,
maar ik., ik moest weer door.

O God, ik smeek U, sta mij bij.
Het werk maakt mij kapot.
Moet ik steeds leven met de dood,
is dat, is dàt mijn lot?

Ik voer slechts mensen aan en af
naar waar zij willen zijn.
Houdt Gij hen dan van ‘t dode-spoor
en héél vèr van de lijn.

Uit “Over en tot Leven’
van L. Ouwersloot—Berg