maandag 18 augustus 2008

overpeinzingen van Marcus Aurelius

Zeg tot uzelf bij het aanbreken van de dag: Vandaag zal ik allerlei mensen ontmoeten, de bemoeial, de ondankbare, de onmatige, de bedrieger, de afgunstige, de eenzelvige. Ze werden zo omdat zij goed niet van kwaad kunnen onderscheiden. Maar ik heb de natuur van Goed en Kwaad doorgrond en gezien dat het ene vol schoonheid is en het andere afschuwwekkend. Bovendien heb ik de natuur van de zondaar doorgrond en ontdekt dat wij verwant zijn, niet omdat wij van hetzelfde bloed of hetzelfde zaad zijn, maar omdat wij deel hebben aan de geest en de goddelijke vonk. Ik kan door geen van hen gekwetst worden, want wat lelijk is, bindt mij niet. Ik kan niet boos worden op mijn naaste of hem haten, want wij zijn tot bestaan gekomen om samen te werken, zoals de voeten, de handen, de oogleden en de boven- en ondertanden. Daarom is het in strijd met de Natuur om elkaar tegen te werken, en dat doen wij door ons aan elkaar te ergeren en afkeer van elkaar te hebben.

Geen opmerkingen: